Introductie
Honing is onze favoriete natuurlijke zoetstof. Oorspronkelijk maken bijen honing om zichzelf te voeden, maar sinds de mens het ontdekte, werd het ook een genot voor mensen. Naast de uitzonderlijke smaak wordt er ook een aantal voordelen voor de gezondheid toegeschreven aan honing, hoewel het bewijs voor medicinale toepassingen in sommige gevallen nog beperkt is.
Honing is een natuurlijke, zoete en stroperige substantie die wordt geproduceerd door bijen van de soort Apis mellifera uit de nectar van planten of uit afscheidingen van plantendelen of afscheidingen van plantensapzuigende insecten die zich op de levende plantendelen bevinden. De bijen verzamelen de honing, zetten hem om door hem te mengen met speciale stoffen van hun lichaam, deponeren hem, drogen hem uit, slaan hem op en bewaren hem in de honingraten van de bijenkorf om te rijpen. Bijen maken honing om de jonge larven te voeden en ook om zichzelf te voeden tijdens de winter wanneer er weinig bloemen en bloesems zijn.
De nectar die de bijen van de bloesems en bloemen verzamelen, wordt eerst in hun lichaam opgeslagen in een speciale zak die de prolobus of protostomach, sociale maag of honingmaag wordt genoemd. Aangekomen in hun huis, de bijenkorf, halen ze de nectar eruit en delen deze met veel van hun zussen, verwijderen het vocht (water) uit de nectar en maken er uiteindelijk, onze geliefde, honing van. Daar wordt het opgeslagen om te rijpen in hun bijenkorf[2].
Niet alleen mensen houden van honing, het wordt ook gegeten door verschillende dieren zoals beren, dassen en zelfs mieren. Bijen produceren honing in overvloed en mensen profiteren van dit feit. Europese bijen van het geslacht A. mellifera kunnen grote hoeveelheden honing verzamelen, produceren en opslaan, veel meer dan ze in de winter kunnen eten, dus mensen nemen dit overschot mee[2].